85.000.000.000
Onze hersenen bestaan uit 85 miljard cellen, neuronen genaamd. Hoe zouden ze die geteld hebben?
 
Iedereen heeft er ongeveer evenveel, zowel de dommeriken als de Einsteins.
 
Als die 85.000.000.000 cellen samenwerken, dan creëren ze semi-permanente verbindingen: “cells that fire together, wire together”. Wat betekent: als hersencellen samen een opdracht uitvoeren, geven ze niet alleen een elektrochemisch signaal af (“fire together”), dat onder een fMRI-scanner herkend wordt, maar leggen ze ook verbindingen (“wire together”). En dat schijnt ook het verschil tussen slim en dom te zijn: slimme mensen hebben substantieel meer van dergelijke verbindingen.
 
Drie lagen
De hersenen bestaan als we het even eenvoudig voorstellen uit drie lagen. Als het ware van binnen naar buiten zijn dat: de hersenstam, met daaraan gekoppeld de kleine hersenen, het limbische systeem en de cortex (de buitenste “schors”).
 
De hersenstam is de meest elementaire en regelt zeer primaire functies als ademhalen, bloed rondpompen en de communicatie met het lichaam via de zenuwen. Zonder hersenstam ben je dood.
 
De hersenstam werd vroeger ”het reptielenbrein” genoemd. Ook de eenvoudige reptielen hebben er eentje. Onze vrienden de zoogdieren hebben ook een limbisch brein. Het is de plek van geheugen en emoties, en biedt plaats aan de amygdala, de plek waar in geval van conflict wordt beslist: ga ik vechten of vluchten?
 
Typisch menselijke functies als denken, plannen en abstraheren spelen zich dan weer af in de buitenste hersenlaag, de cortex. Typisch menselijk is die cortex. Onze vrienden de poezen zijn geen uitblinkers als het op ironie aankomt.
 
Het belangrijkst daarbij is de prefrontale cortex, aan de voorzijde van ons hoofd.
We snappen er niks van
Het zijn 85 miljard van de meest wonderbaarlijke cellen.
 
Samen vormen ze hoop, liefde, vriendschap en mededogen. Het is briljant.
 
Zou er iemand zijn die begrijpt hoe dit werkt?
 
Modules
In ons brein worden vele diverse functies geregeld. Voor al deze functies hebben we specifieke hersengebieden, modules genaamd.
 
We hebben vele van dergelijke modules, zowel voor motorische als cognitieve processen. Zo hebben we modules voor bijvoorbeeld zicht, motoriek, coördinatie, evenwicht, geheugen, denken, taal, gezichten herkennen en vele andere.
 
Plasticiteit
Het stukje over de modules lijkt te suggereren dat onze hersenen statisch zijn, maar niets is minder waar. Je merkt dat goed bij mensen die vanaf de geboorte blind zijn: het gebied in de hersenen dat zich doorgaans bezighoudt met zicht, doet dat bij blinden niet, maar is bezig met bijvoorbeeld tast of geur.
 
Dit fenomeen wordt plasticiteit genoemd: het vermogen van de hersenen zich aan te passen. Je komt dit in vele omstandigheden tegen: bij de net genoemde blinden, maar veel breder bijvoorbeeld bij kinderen. Dankzij de plasticiteit van hun brein kunnen zij nieuwe dingen leren.
 
Er is wetenschappelijk bewijs dat plasticiteit ook na een beroerte kan optreden: de functie van dode cellen wordt door andere cellen overgenomen. Ik hoop dat het waar is.
 
Een brein met littekens en elektrodes
“85 miljard neuronen. Hoe zouden ze die geteld hebben?”
 
Motoriek en cognitie
Die modules van de hersenen regelen meer functies dan we denken. Gobaal gezien kunnen we de modules in twee categorieën indelen: cognitieve en motorische.
 
De motorische zijn relatief begrijpelijk: bewegen, vastpakken, evenwicht houden. Ik ben er maar mee bezig.
 
De cognitieve zijn ronduit onbegrijpelijk: denken, onthouden, houden van, wie snapt hoe het werkt? Na een beroerte treden vaak cognitieve stoornissen op, soms gaan ze nooit meer weg. Een in die context bekende en tegelijk bevreemdende stoornis is afasie: het onvermogen ook de meest vanzelfsprekende woorden en begrippen te kunnen reproduceren. Noem eens vijf dingen die je in je soep tegenkomt.
 
Na mijn beroerte ben ik psychologisch getest en daar bleek uit dat ik - in vergelijking met een controlegroep van mensen zonder beroerte - nog steeds gemiddeld scoorde voor mijn leeftijd en opleidingsniveau. Goed nieuws, want het maakte weer werken mogelijk, ook omdat ik geen last had van de na een beroerte zo typische vermoeidheid. “Geen cognitieve stoornissen.”
 
Vrienden van ons zeiden: “Dat hadden ze niet mogen zeggen. Ze hadden moeten zeggen: ‘Niet meer cognitieve stoornissen dan voor de hersenbloeding.’”